Penvissen, hoe doe je dat?
Vissen met het pennetje (dobber) is voor mij dé manier om lekker actief te vissen. Denk niet dat je op de pen geen dikke vissen kan vangen, integendeel. Niet alle stekken zijn bereikbaar uiteraard, maar ook de dikke vissen zwemmen onder je eigen kantje! Ik vind het geweldig en het is ook nog eens super effectief om snel vis te vangen. Een beetje penvisser vist de gemiddelde “boilievisser” met gemak naar huis. Uiteraard zijn er 1001 manieren, in dit artikel leg ik uit hoe ik te werk ga.
Karpervissen is razend populair en dat is te merken aan de waterkant, het is drukker dan ooit tevoren. Een hele nieuwe generatie zit aan de waterkant, fanatieke jongens (en meiden) die beginnen met karpervissen. De grootste groep vist statisch. Statisch betekent in de karperwereld vissen met vastlood en beetverklikkers, de vis haakt zichzelf en de beetverklikker gaat piepen. Niks mis mee, ik doe dat zelf ook. Het nadeel alleen is dat dit allesbehalve de meest effectieve manier is om vis te vangen. Ben je lekker aan het vangen op deze manier, vooral doorgaan. Maar voor de beginnende visser valt het niet altijd mee om op deze manier resultaat te boeken. Helemaal niet wanneer we allemaal lekker zijn gemaakt met foto’s van dikke monsterkarpers en brute foto’s van woeste omgevingen. Rivieren, stuwmeren, niets is te gek. Maar eenmaal aan de waterkant, rodpodje, beetverklikkers, hengels netjes uitgevaren met de voerboot, is het wachten geblazen en kan het allemaal wel eens tegenvallen. Meer kun je dan niet doen. Meestal meer vragen dan antwoorden. Lig ik wel goed? Heeft mijn boilie wel de goede kleur en smaak? Zit er wel vis? Waarom vang ik niks? Ik kan me herinneren dat ik in het begin eens op internet las dat een korte onderlijn meer vissen opleverde. Vervolgens wierp ik die tien cm onderlijn in een halve meter blubber! Hele weekenden voor Jan L aan de waterkant gezeten… Statisch betekent letterlijk “niet in beweging”. Laat de beetverklikkers even voor wat ze zijn en kom in beweging. Ga actief vissen, ga pennen!
Wat heb ik nodig?
De hengel: een lichte hengel met een zachte actie is ideaal. Dit drilt beter, vangt beter de klappen op en een lichte hengel werpt veel beter als er weinig gewicht onder hangt (geen werplood). Ik vis met een 1,75 lb mp specialist 360 cm van Prologic en dat vind ik een hele fijne penhengel, maar voor de helft van dat geld heb je ook al een prima hengel. Ga je voor het eerst pennen? Ga niet gelijk een nieuwe hengel kopen, maar ga eerst gewoon vissen. Gebruik één van je huidige hengels. Vang een paar vissen en koop dan een mooie penhengel.
De molen: Ik heb ervaring met Shimano, Okuma en Daiwa. Alle drie prima merken. Zoek een molen in de 4000 maat zonder baitrunner (die zijn lichter en goedkoper). Ik vis met de Shimano exage 4000fd. de nexave is ook een fijne. De 2500 wordt ook wel eens aangeraden, maar die slip is mij te licht. Daar kan je een sterke vis niet goed mee blokkeren als hij bijvoorbeeld naar een lelieveld vlucht.
De lijn: nylon, 25 tot 30/100e. Geen gevlochten (te weinig rek) en geen fluorcarbon (te zwaar). Ook geen hybride lijn (parallelium of bijvoorbeeld invisitec). Gewoon nylon. Ik heb goede ervaring met lijn van Trabucco (hoge trekkracht) en Gorilla surf (schuurbestendig). Maar er zijn er nog veel meer en de hengelsportwinkels kunnen je prima informeren.
De haak: daar kan ik heel kort over zijn. De mixa haak van Korda is goed. Het is een wide gape (houvast, gaat niet snel lopen) met een recht oog. Ik gebruik maatjes 8 en 10. Ook mijn favoriete haak voor oppervlaktevisserij met hondenbrokken, dan gebruik ik ook maatje 12 voor de kleinere brokken. Bij pen- en oppervlaktevissen knijp ik altijd mijn weerhaak plat.
Loodhageltjes: neem de “soft” varianten, deze kneuzen de lijn wat minder dan de hardere.
Stuitjes: vraag ernaar in de hengelsportwinkel.
Adaptertjes: deze schuif je op de lijn, tussen de stuitjes. De pen kan je hierdoor makkelijk verwisselen. Vraag ernaar in de hengelsportwinkel.
Pennen: pennen en dobbers, ze zijn er in alle soorten en maten. Op internet zijn ook mooie handgemaakte te vinden. Koop er gelijk een paar, ze gaan nog wel eens stuk. Als ze maar goed klemmen in de rubberen tube van de adapter. Het kan zijn dat een hele kleine/lichte pen al rechtop gaat staan op het gewicht van de adapter, kies dan een grotere. Anders is het lastiger om “opstekers” te herkennen (verderop in het artikel meer over de “opsteker”). Kies daarom een niet te kleine, neem een middenmaatje. Als het waait of stroomt heb je misschien een wat grotere nodig. Voor nachtpennen heb je ze ook met een uitsparing voor een breeklichtje, maar die zijn vaak wat lomp dus gebruik ik die ook echt alleen als het donker is.
Onthaakmat: een kleine onthaakmat en het liefst oprolbaar, of juist een grote waar je gelijk al je spullen in kan sjouwen.
Schepnet: een groot net met kleine mazen.
Emmer: in de KWO shop hebben ze mooie emmers met een bakje bovenin voor wat klein materiaal. Aas kan mooi onderin. Een voerbuidel kan ook handig zijn in plaats van een emmer, hier zit vaak ook een vakje in de flap waar je wat klein materiaal kan verstoppen. Ik gebruik de “Trakker nxg bait caddy”.
Rugzak: handig natuurlijk voor een camera, eten en drinken, weger of meetlint. Vergeet ook de hakensteker of een lange tang niet!
Polaroid bril: je ogen zijn het beste wapen bij het vissen, met een bril met polariserende glazen zie je veel meer dan zonder. Het zorgt voor minder schittering en reflectie van zonlicht dat weerkaatst op het water. Daardoor kun je dieper in het water kijken en zie je veel meer. Ook is het minder vermoeiend om lang naar je pen te turen. Ik ga nooit weg zonder. Heb je een bril op sterkte zoals ik, geef dan de volgende keer iets meer uit aan een nieuwe zonnebril op sterkte en laat er polariserende glazen in zetten voor drie of vier tientjes extra.
De montage, hoe werkt dat?
Ik gebruik zelf maar één montage en ik denk dat die in de meeste gevallen prima werkt. Dit is een montage met een “liggende” haak. Je kan ook vissen met een “staande” haak, maar dat doe ik nooit dus beschrijf ik alleen de liggende variant. Op deze manier ligt de haak met ongeveer 15 cm lijn op de bodem, dan een paar loodhageltjes waarop de pen zinkt. De lijn loopt vanaf die loodjes recht naar boven. Dan zit er een stuitje, adapter en nog een stuitje op. In die volgorde. Het onderste stuitje zorgt ervoor dat de pen niet telkens helemaal naar beneden schuift als je de hengel ophaalt. Het bovenste stuitje trekt de pen mee onderwater. De afstand tussen de stuitjes kan je zelf bepalen, meestal schuif ik alleen de bovenste heen en weer voor de gewenste diepte afstelling op een nieuwe stek. De haak knoop ik vast met een halve bloedknoop (link)
Deze setup is wel gevoelig voor lijnzwemmers omdat het stukje tussen de haak en de omhooglopende lijn maar 15 cm is. Probeer daarom altijd je haak aan de rand van je voerplek te leggen, aan de kant waar de vis niet zit. Zo kan de vis naar je haak toe azen en heb je minder snel lijnzwemmers. Je kan ook de 15 cm afstand vergroten naar bijvoorbeeld 30-40 cm. Sla niet te snel aan, wacht tot de pen schuin wegloopt. Maar wanneer de pen omhoog komt en gaat liggen moet je gelijk aanslaan, dit noemt men een “opsteker”. Een opsteker heb je alleen als de haak word opgepakt en de vis zo de onderste loodjes optilt waardoor de pen omhoog komt. Voorzichtige azers doen dit meestal. Hoe groter de afstand tussen haak en loodjes, hoe minder duidelijke opstekers je zal krijgen. Wanneer je vist op dressuurwater, zullen vissen de haak detecteren en alles uitspugen, direct aanslaan op de opsteker is dan dé manier om het verschil te maken vergeleken met de boilievissers!
De pen uitloden: welke en hoeveel loodjes moet ik gebruiken? Dat ligt eraan hoe “zwaar” de pen is. Een zware pen betekend een hoog drijfvermogen en heeft meer lood nodig om te zinken. Het is de bedoeling dat de pen zinkt op het gewicht van ALLEEN de loodjes. Dat is de basis. Het kan zijn dat er te weinig loodjes aan zitten, maar dat de pen toch zinkt op het gewicht van de loodjes EN haak plus haakaas. Dit is niet de bedoeling, tenzij je wil vissen met een “staande haak”. Op de pen staat vaak een indicatie van het drijfvermogen. Ik zeg bewust indicatie omdat het niet altijd even nauwkeurig is. Een 1 grams dobber heeft dus 1 gram drijfvermogen, mijn ervaring is dat deze dobber nét blijft drijven als ik er 1 gram lood onder knijp. Meestal vis ik met pennetjes waar een andere aanduiding op staat aangegeven bijvoorbeeld “2BB”, dan moeten er minimaal twee loodjes van het formaat “BB” onder om hem net te laten zinken (zie de afbeelding van de loodhageltjes voor de aanduiding). Bij een “2BB” pen, gebruik ik drie loodjes van het formaat BB dan zit ik altijd goed. Als je zeker wil weten of je montage goed is uitgelood kan je een peilloodje gebruiken. Klem het peilloodje over het onderste loodhageltje. Schuif de pen over de lijn totdat deze met de bovenkant nét boven water steekt. Haal het peilloodje eraf, als de pen nu gaat drijven dan moet er extra lood bij. Als er genoeg lood aan zit dan staat de pen hetzelfde als met peilloodje. Zo weet je zeker dat de montage zinkt op alleen het lood.
Welk aas gebruik ik?
Als ik het allerbeste aas zou moeten kiezen, dan zou ik een probleem hebben. Ik zou niet kunnen kiezen tussen mais en maden, vaak gebruik ik deze twee dan ook tegelijkertijd. Ze zijn beide het hele jaar door en op elk water te gebruiken. De mais/sweetcorn is zacht, zoet en heeft een mooie opvallende kleur. Mais is instant super attractief. Het voordeel is dat je een voorraadje kan kopen zodat je het altijd voorhanden hebt en het is goedkoop. Maden geven een geur/smaak af in het water wat zorgt voor een natuurlijke aasprikkel bij de vis. Het gefriemel aan de haak wordt moeiteloos op afstand opgepikt door de karper. Maden hebben alleen helaas niet het eeuwige leven dus zal je ze niet altijd voorhanden hebben. Vaak maak ik een voertje aan van geknipte mais, gecrunchte boilies, pellets en hennep. De maden houd ik apart en gooi ik er los overheen. Maar maak het jezelf niet te moeilijk, met alleen (geknipte) mais heb ik genoeg leuke sessies beleefd. Zowel mais als maden zijn wel witvisgevoelig. Neem de bijvangsten (brasem, zeelt, voorn) voor lief. De meeste zijn familie van de karper en azen ook op de bodem. Dus als je goed aas heb zal je ook die vissen meer vangen, wen er maar aan. Ik vang liever drie brasems en dan één karper, dan helemaal geen vis!
Waar ga ik pennen?
Dit kan in het begin lastig zijn, maar zoek het dicht bij huis zou ik zeggen. Begin in de dichtstbijzijnde sloot in de woonwijk of zoek een poldersloot. Hoe dichter bij huis des te beter, als je dan even één of twee uurtjes de tijd heb kan je effectief met je tijd om gaan. Zo ga je vaker vissen, vang je meer en doe je snel veel ervaring op. Even voerplekjes maken vanuit school of werk, daarna avondeten en snel naar de waterkant de voerplekjes afvissen. Ga het gewoon eerst een paar keer proberen. Maak zo’n drie tot zes plekjes en bevis ze vervolgens allemaal 15-25 minuten. Gooi wat voer bij buizen, bruggen, lelievelden en tussen het riet. Riet en lelievelden verraden heel makkelijk de aanwezigheid van vis, zo kun je snel zien of ze er zitten of niet. Krijg je na een paar keer vissen nergens actie en kan je echt geen vis vinden? Vraag dan gewoon aan de verkoper in de hengelsportwinkel of hij een goede sloot weet om te gaan pennen! Dat is één van de voordelen van niet alles online shoppen, de winkelier en andere vissers zijn vaak bereid je op weg te helpen. Je kan ook bij de hengelsportvereniging langsgaan. Waar ik woon hebben ze een vaste avond, als je daar binnenloopt zullen ze je altijd helpen! Wees vriendelijk, maak geen rommel en houd je vergunningen bij de hand. Als je dan gecontroleerd wordt, wil de controleur je altijd wel wat tips geven.
Waar vind ik de vis?
“Zien is vangen” is een gezegde waar zeker een kern van waarheid in schuilt, maar het is geen 1+1=2 verhaal. In het begin kan het namelijk vrij lastig zijn om de aanwezige signalen op te pikken of goed te interpreteren. Azende of aanwezige vis kan je op verschillende manieren herkennen maar het vergt wat oefening en ervaring, de enige manier om dit te ontwikkelen is door veel aan de waterkant te zijn en veel te observeren. Staar tijdens het vissen zelf dan ook niet alleen naar de dobber maar geef je ogen de goed de kost. Soms is het overduidelijk, maar meestal zijn de signalen heel subtiel. Hieronder som ik een paar van die signalen op.
Aaswolken: wanneer een vis aast dan filteren ze alles wat ze in hun bek nemen. Ze pakken zo een hap zand of blubber met twee maiskorreltjes erin. Zand en blubber komen er via de kieuwen uit en de schone mais wordt opgegeten. Zeker als het water ondiep is kan je soms duidelijke aaswolken zien. Hoe dieper het water, hoe lastiger aaswolken te herkennen zijn, meestal verkleurt het water een beetje en zal je het daar mee moeten doen. Maar als je dit eenmaal weet te herkennen dan is het vaak overduidelijk.
Aasbellen: dit zijn bellen die naar de oppervlakte komen boven een azende vis. In de bodem zit gas of lucht opgesloten en wanneer een vis de bodem omwoelt komt dit vrij. Soms zijn de bellen groot en de andere keer klein. Soms komen er spontaan bellen uit de bodem zonder dat er ook maar één vis in de buurt is, dit komt door luchtdruk of temperatuursverandering. Het lastige hier is het om onderscheid te maken tussen aasbellen en normale bellen. Als het aasbellen zijn verplaatsen ze zich meestal langzaam met de azende vis mee, soms vormt dit een bellenspoor. Spontane bellen blijven meer op één plek. Sommige vissers zeggen verschil te herkennen tussen aasbellen van karper en die van brasem of zeelt, maar dat is mij nog niet gelukt.
Bewegend riet of lelies: karper is vaak te vinden in de kant, zeker tegen houten beschoeiing of rietkragen. Hier is vaak voedsel te vinden. De vis kan zich heel makkelijk verraden wanneer ze onderwater tegen de rietstengels aan zwemmen, boven water schiet het riet dan alle kanten op. Ook dit is een beetje oefenen maar vaak is het wel duidelijk. Lelievelden werken hetzelfde, hier zit niet alleen voedsel maar ook beschutting. En wanneer de paaitijd aanbreekt, meestal ergens in mei, dan gebruiken de vissen de stengels van het lelieveld om hun eitjes op te schieten tijdens het paaien. Als je voor een rietkraag voert, voer dan ook een klein beetje tussen het riet zelf. Zo kun je door de bewegende rietstengels later sneller herkennen of er vis zit.
Schimmen: als het water kraakhelder is kan je de vis soms perfect zien azen of voorbij zwemmen, maar meestal is het water troebel en zie je niet veel. Ook hier verraadt de vis zich vaak heel subtiel en zal je niet meer dan een paar donker vlekken voorbij zien komen. Zeker als het warm is in de zomer, zitten de vissen wat hoger in het water. Hier is de polaroidbril echt onmisbaar.
Aan het water, en dan?
Wanneer ik aan het water kom, pak ik het voer waar ik mee wil gaan vissen en gooi dit in de buidel. Pet op, polaroidbrilletje op en de rest blijft in de auto. Soms neem ik mijn camera mee om wat omgevingsfoto’s te maken. Loop het water af en maak meerdere voerplekken. Zoek herkenningspunten om ze te onthouden, steek eventueel stokjes in de grond om de exacte plek terug te vinden. Houd zoveel mogelijk afstand van het water, minimaal 1,5 meter en loop zonder te stampen. Beweeg extra voorzichtig en langzaam als je vis ziet. Hou je eigen schaduw in de gaten als je de zon in de rug hebt en probeer in dat geval het water vanaf de overkant te benaderen. Let er voor de gein eens op hoe een reiger zich gedraagt aan de waterkant, vis vangen is overleven voor die beesten, dus die kennen het spelletje wel! Eenmaal vis of een interessante plek gevonden, voer eerst een paar korreltjes en bouw het vervolgens op, gooi niet in één keer het hele blik mais. Dan zijn ze gelijk weg. Probeer de drang om te vissen te bedwingen, geef het de tijd, dan vang je ze later makkelijker. Voer de plek en maak je rondje af. Dan ga ik terug naar de auto, tuig mijn hengel op (scherpe haak? Onbeschadigde lijn? Neem de tijd!). Eén voor één vis ik de plekjes af en benader elke nieuwe plek voorzichtig. Krijg je totaal geen beweging op de pen en zie je geen teken van vis, ga dan na een kwartiertje naar de volgende plek. Verspeel of vang je een vis, gooi dan wat nieuw voer erop en kom later terug, vaak is de stek flink verstoord en kan je die beter wat rust en voer geven. Het lastige is het als je duidelijk beweging hebt op de stek, maar geen aanbeet krijgt. Meestal is dit het geval als er maar één vis aast en er teveel voer ligt, deze stek heeft dan tijd nodig. Die tijd kun je uitzitten, of een ander plekje opzoeken en later terugkomen. Op deze manier kan je veel plekken afvissen in een korte tijd en ken je binnen de kortste keren het water als je broekzak.
Tot slot
Als er een goed moment is om te beginnen met pennen dan is het nu! De watertemperatuur schiet omhoog nu er af en toe mooie zonnige dagen zijn en dat activeert de natuur, dus ook de karper. Ga lekker vissen en geniet van het buiten zijn!
Heeft dit artikel je geholpen? Klik even op “like” hieronder! Heb je een vraag, of wil je een (pen)vangstfoto delen? Doe dat dan op de carphunterz.nl facebook.